Dit voorjaar heeft de Eerste Kamer de Wet seksuele misdrijven vrijwel unaniem aangenomen. De belangrijkste winst van de nieuwe wet is dat de instemming van beide betrokkenen bij seks de doorslag geeft bij de vraag betreffende de mogelijke strafbaarheid. Voorheen draaide de vraag of er sprake was van strafbaar gedrag om dwang en werd daarvoor bewijs vereist. Met de nieuwe wet is dwang niet langer een vereiste, maar gaat het om de vraag of er sprake was van instemming. Seks tegen de wil van de ander is volgens de nieuwe wet strafbaar. Met deze verandering van een ‘dwangmodel’ naar een ‘consentmodel’ loopt ons land eindelijk in de pas met het Verdrag van Lanzarote en de EU-richtlijn uit 2011.
Maar juist op dit cruciale punt van de instemming van de betrokkenen bij seks is er een scherp en merkwaardig contrast als het om jongeren gaat. Daar is de kwestie van vrijwilligheid en instemming van beide zijden ineens irrelevant. De nieuwe wet stelt niet alleen simpelweg – net als voorheen – dat seks tussen een minderjarige onder de 16 en een jongere boven de 16 strafbaar is. Seks tussen een 16-minner en een 16-pusser wordt nu ook niet langer met de vage, multi-interpretabele sociale norm ‘ontucht’ aangeduid, maar als ‘verkrachting’ (dan wel ‘aanranding’, als er geen sprake is van seksueel binnendringen). En die verandering is onder minister Yesilgöz vrijwel geruisloos gepaard gegaan met een verzwaring van het strafmaximum tot respectievelijk 12 en 8 jaar. Kortom, de politiek heeft bepaald dat als uitgangspunt voor seks door jongeren in frappante tegenstelling met de belangrijkste vernieuwing van de wet geldt dat dit, onverschillig de beleving en rol van de betrokkenen, als onethisch en als een ernstig misdrijf moet worden opgevat, tenzij beiden tussen de 12 en 16 zijn. En dat dit misdrijf in principe moet worden gevolgd door een zware sanctie vergelijkbaar met de sanctiemogelijkheden bij zware mishandeling.
Met deze wijzigingen in het Wetboek van Strafrecht domineert ten aanzien van jongeren en seksualiteit nog steeds een radicaal repressieve beschermingsgedachte. Opnieuw kan over seksuele handelingen van jongeren onder de 16 eigenlijk alleen nog worden gesproken in termen van ‘slachtoffer’ en ‘verdachte’. Er worden hen nog slechts kleine en strak afgebakende marges voor seksuele zelfbeschikking toegestaan, te weten met ‘leeftijdsgenoten’ en dus in principe uitdrukkelijk niet met jongeren die een aantal jaren ouder zijn. Dit betekent dat de wensen en de autonomie van jongeren op seksueel gebied met deze wet in een flink aantal gevallen opnieuw dreigen te worden beantwoord met harde strafmaatregelen. Daarbij moet worden bedacht dat zelfs een aangifte op dit punt jonge levens kan verwoesten.
De nieuwe wet ontkent opnieuw de realiteit wat betreft de seksuele activiteiten van vele jongeren. Nogal wat jongeren zijn immers seksueel actief voor hun 16e en de leeftijd van hun partner bij deze seksuele verkenningen laat hen doorgaans koud en soms verkennen ze dit terrein zelfs graag met een iets oudere partner. Tot wat voor pijnlijke botsingen tussen jongeren en hun ouders en het strafrechtelijk systeem dit kan leiden is de afgelopen jaren al talloze malen aan het licht gekomen.
Zo veroordeelde de rechtbank een jongen van 21 vanwege ontucht met een meisje van 14 tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken. Dit ondanks het feit dat werd erkend dat het herhaald seksueel contact wederzijds geheel vrijwillig was, dat het meisje het initiatief nam en dat zij helemaal niet wilde dat de jongen werd vervolgd, maar dat deze zaak door haar ouders was geïnitieerd. Hoewel dit de jongen in elk geval een strafblad bezorgde, was deze sanctie nog zeer mild vergeleken met de eis van de officier, die behalve een dag onvoorwaardelijke detentie ook een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een enorme taakstraf van 240 uur verlangde.
Nog typerender voor de relativering van de mening van de minderjarige – een meisje van 13 – lijkt een vrij recente strafzaak tegen een jongen die destijds 18 was. Hij kreeg een onvoorwaardelijke taakstraf van 150 uur opgelegd en voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden plus een schadevergoeding van € 1500. Hoewel het meisje op meerdere momenten uitdrukkelijk had verklaard dat zij geen vervolging wenste, ging de rechtbank daar geheel aan voorbij en meende zij dat de 13-jarige überhaupt niet zelf en onder vier ogen gehoord hoefde te worden.