Een van de zelden besproken aspecten van de maatschappelijke reactie op ernstig crimineel gedrag door jongeren betreft de opstelling van de moderne strafrechtadvocaat. In veel gevallen hebben deze professionals namelijk alleen oog voor wat ze zien als het ‘strategisch belang’ van hun cliënt, onverschillig de leeftijd, de ontwikkeling en het begrip van hun cliënt. Ze missen vaak oog voor de pedagogische dimensie van het jeugdstrafrecht, dat zich zoals bekend juist dient te onderscheiden door zijn pedagogische insteek. Terwijl de klassieke jeugdstrafrechtadvocaat zocht naar de balans tussen het korte termijn, pure verdedigingsbelang van zijn jonge cliënt en het lange termijn belang betreffende de toekomst van de jongere, staat hun aanpak veelal helemaal in het teken van de korte termijn – zo min mogelijk/ licht mogelijke straf.
Één van de kenmerkende elementen van die korte termijn oriëntatie is het automatisme waarmee de jongere tegenwoordig in talloze zittingen door zijn advocaat blijkt te zijn geadviseerd om zich te beroepen op zijn recht om te zwijgen. De klassieke jeugdstrafrechtadvocaat wees zijn cliënt uitdrukkelijk op de mogelijk negatieve consequenties van een beroep op diens zwijgrecht, niet alleen omdat dit onvermijdelijk een te verbergen belang suggereert, maar ook omdat het net zo onvermijdelijk suggereert dat de verdachte geen spijt heeft van wat hij heeft misdaan en niet echt van plan is zijn leven bij te sturen. Zo komt bijvoorbeeld een (meestal tot slot gemompelde) spijtbetuiging ongeloofwaardig over als die volgt op een (herhaald) beroep op het recht om te zwijgen. ‘Schoon schip maken’, afstand nemen van wat is misdaan, hangt nu eenmaal samen met ruiterlijk toegeven wat fout is gedaan. Kiezen voor zwijgen is een keuze voor het strategisch belang en staat daarmee haaks op de intentie om afstand te nemen van het soort gedrag waarvoor de jongere ter verantwoording wordt geroepen.
De moderne strafrechtadvocaat die af en toe ook jeugdstrafzaken doet, heeft hier doorgaans geen boodschap aan, overlegt in die zin met het oog op mogelijk negatieve lange termijn effecten niet of nauwelijks met de ouders, familie en begeleiders van de jongere. Hij is opvallend vaak puur en alleen georiënteerd op het korte termijn belang, zoals dat doorgaans overweegt bij volwassenen, en heeft in de meeste gevallen zelfs geen idee dat het lange termijn belang van zijn jeugdige cliënt wellicht een overweging waard is en in de weg staat van een vanzelfsprekend beroep op het zwijgrecht.
In de talloze zittingen die wij hebben bijgewoond bij de kinderrechter viel ons op dat de jongeren in kwestie vaak nauwelijks begrepen wat het zwijgrecht precies inhoudt. Opvallend vaak hadden ze bijvoorbeeld niet door dat ze, ondanks de opdracht van hun raadsman zich op dit recht te beroepen, zonder zichzelf in de problemen te brengen op allerlei vragen van de rechter antwoord konden geven – jonge jongens, maar ook twintigers met een laag IQ, die er zelfs bij vragen betreffende hun gezins- of schoolsituatie het zwijgen toe deden. We zagen dat de meesten, ook als ze al meerdere malen voor de rechter waren verschenen, evident niet in de gaten hadden dat ze met hun starre zwijgen niet bepaald de indruk wekten dat ze doorhadden dat deze houding op z’n minst suggereerde dat ze niet van plan waren om het over een andere boeg te gooien.
Signaleerden wij dit fenomeen al ruim een decennium geleden, inmiddels lijkt dit zodra er kans is op een serieuze veroordeling eerder regel dan uitzondering. Wat hier zeker aan heeft bijgedragen is het taboe op ‘snitchen’, uit de school klappen. Dat wordt met name in probleembuurten met actieve criminele jeugdgroepen en mede onder invloed van de rap-cultuur als verraad beschouwd, wat gepaard kan gaan met bedreigingen en soms ook met (heftige) wraakacties jegens de ‘verraders’ of hun vrienden of familieleden.
Hier en daar proberen ouders in dergelijke buurten, die het gevoel hebben klem te komen in patronen van onderlinge haat en wraak tussen groepjes minderjarigen en jongvolwassenen, zich te organiseren in samenwerking met andere buurtbewoners, jongerenwerkers, school, politie en gemeente. Hoe moeilijk ook, het zou een enorme stap vooruit zijn als deze ouders zich uitdrukkelijk keren tegen de advocatenroutine om te koersen op een beroep op het zwijgrecht. Dat vereist niet alleen heel veel moed van de betrokkenen, maar vooral zeer goede afspraken en duidelijke en betrouwbare aanwezigheid en maatregelen van de politie in de buurt.
Van de andere kant zou het ook een enorme stap zijn als advocaten publiekelijk duidelijk maken dat bij jeugdigen afstand moet worden bewaard tot het routinematig en puur strategisch beroep op het zwijgrecht, dat het lange termijn pedagogisch belang van de jongere in kwestie veel serieuze aandacht verdient en dat zij daar ook een essentiële taak in hebben.